NOTARIANA

 

 

In de tweede helft van de negentiende eeuw waren de fruittelers in Nederland in twee kampen verdeeld. De ene groep hield vast aan de oude, vertrouwde manier van kweken, namelijk enten en veredelen. De andere groep was ervan overtuigd dat onze vruchtbomen, die steeds door enten waren voortgekomen uit oudere bomen, op den duur aan ziekten zouden bezwijken. Daarom wilden zij uit zaden nieuwe bomen verkrijgen. Anders dan je zou denken krijg je, a1s je een appelpit in de grond stopt, namelijk niet dezelfde appelboom terug, maar een nieuw ras, een zogeheten zaailing of wildling. Bij toeval is zo'n ras soms van uitstekende kwaliteit. Een van de grootste voorvechters van de Nederlandse zaailingteelt was de Lunterse notaris Johannes Hermannus Theodorus Wilhelmus van den Ham.

Van den Ham werd in 1822 geboren in Barneveld. Als jongen was het zijn vurigste wens om te gaan varen. Na een reis als scheepsmaat naar Indie werd hij in Barneveld zozeer als een held binnengehaald, dat hij opnieuw aanmonsterde. Halverwege de tweede reis had hij er echter al schoongenoeg van.
Na thuiskomst ging Van den Ham in de leer bij zijn broer, die notaris was in Lunteren. Toen die in 1863 overleed, volgde Van den Ham hem op. Hij betrok het huis van zijn broer en trouwde kort daarop met diens weduwe.
Als kandidaat-notaris had Van den Ham zich al eens verdiept in het zaailingenvraagstuk. Nu hij over een enorme tuin met boomgaard beschikte, kon hij de armen letterlijk uit de mou- de wen steken.

Van den Hams dienstbode kreeg opdracht om s winters alle appelpitten te bewaren in een fIes met zand. Op een gegeven moment zaaide Van den Ham wat van die pitten in een uithoek van zijn tuin. Een deel van de jonge boompjes werd daar aan hun lot overgelaten, totdat ze jaren later opeens grote, heerlijke vruchten bleken te dragen.
De Asschepoester was tot een Koningin geworden,
zo heet het ergens

Van den Ham was definitief voor de zaailingenteelt gewonnen en in 1873 richtte hij, samen met enkele andere notabelen, de Luntersche Tuinbouwvereeniging op. Doel was het zaaien van vruchtbomen in heel Nederland te bevorderen en nieuwe, betere zaailingen te kweken. Prins Frederik werd bescherrnheer.

Al in 1875 won de vereniging een bronzen medaille op een landbouwtentoonstelling in Poeldijk. In 1876 zond zij zaailingen in naar een tentoonstelling in Den Haag, in1 883 naar Amsterdam, in 1885 naar Antwerpen en in 1889 naar de wereldtentoonstelling in Parijs. Bijna overal vielen de inzendingen in de prijzen.

In 1884 was Van den Ham teruggetreden als notaris. Hij stortte zich nu met nog meer energie op de bijenteelt, de aanleg van het door hem ontworpen Buurtbos in Lunteren en de fruitteelt. In 1885 verkreeg hij de lemoenappel, een zachtzure appel die lijkt op een goudreinet. In de ja- ren daarna volgden de groene pippeling, de Lunterse pippeling en ornstreeks 1896 de notarisappeI. Ook de notarispeer is naar notaris Van den Ham genoemd, maar die is minder bekend geworden. In totaal bracht de Luntersche Tuinbouwvereeniging in 25 jaar ruim 200 nieuwe appels en peren naar buiten.

Hoogtepunt in de pomologische activiteiten van de vereniging was de tentoonstelling van zaailingvruchten die van 18 tot 20 oktober 1899 werd gehouden in Ede.
In 1874, dus 25 jaar eerder, had de vereniging laten weten dat er op die tentoonstelling duizend gulden te winnen zou zijn voor de 25 beste en duurzaamte zaailingappels, mits gewonnen op Nederlandse bodem.

Iedere Nederlandse provincie zond een eigen keurmeester, en de voorzitter van de jury was een baron. De uitslag was ambivalent. Hoewel er van de 175 inzendingen 25 zaailingappels werden bekroond, verdiende het volgens de jury geen aanbeveling alle bekroonde varieteiten in de handel te brengen. Ze waren namelijk niet beter dan de al bestaande appels. Voor slechts vier appels wilde jury een uitzondering maken: voor de winnaarvan de hoofdprijs, de lemoenappel van Van den Ham, voor de notarisappel, de Lunterse pippeling en de oranjeappel. De beste zaailingpeer, de zwaanhalspeer, werd door de jury omgedoopt in "Beurre van den Ham".


Was het toeval dat Van den Ham, de ziel van de Luntersche Tuinbouwvereeniging, negen prijzen en de hoofdprijs won op een tentoonIstelling die door zijn eigen club was georganiseerd? In leder geval stortte de oude notaris, zoals hij toen alom bekend stond, de hoofdprijs meteen terug in de verenigingskas, als prijzengeld voor een nieuw te houden zaailingententoonstelling.
 

Van den Ham stierf in 1912, kanondoof en door de bevolking van Lunteren op handen gedragen. De Luntersche Tuinbouwvereeniging ging in 1953 ter ziele. Omstreeks diezelfde tijd begon men in Nederland in hoog tempo oude boomgaarden te rooien, om plaats te maken voor lagere appelbomen die makkelijker te oogsten en te bewerken waren. Honderden Nederlandse vrucbt- rassen verdwenen, maar de smakelijke, zoetzure notarisappel bleef behouden.

Met moeite, dat wel, want volgens de RWM Groente- en fruitveiling in Ochten is bet aanbod notarisappels de laatste jaren gedaald tot 5000 kilo per jaar. Daar staat tegenover dat de vraag naar notarisappelbomen bij de Stichting Beboud en Bevordering Fruitcultuur in Doesburg, die een museumtuin beeft met ruim duizend oude vrucbtenrassen, de afgelopen jaren juist is toegenomen. Bovendien is de notarisappel onlangs vereeuwigd als straatnaam in een nieuwbouwwijk in Elst in de Betuwe. Dat laatste ging overigens niet zonder slag of stoot. De kopersvereniging pleitte voor een andere naam omdat Elst al een appelwijk heeft en omdat de nieuwbouwwijk zich daar ook architectonisch duidelijk van onderscheidt.
"Het Elster college houdt echter vast aan de eerder gekozen naam Notarisappel", berichtte De Gelderlander op 12 oktober 1995. "Het college vindt de naam niet aanstootgevend en de naam doet geen afbreuk aan het karakter van de wijk."
Niet aanstootgevend -hoog in de hemel moet de oude notaris even hebben gegrinnikt.

Ewoud Sanders

"Ponder" Nummer 2, juli 1997

Dit artikel verscheen eerder op de Achterpagina van NRC Handetsblad, zonder bijgaande illustraties.

 

Notarisappel

Vrucht:            groot, enigszins onregelmatig van vorm, meer hoog dan breed
Kleur:              lichtgroen en later bij rijpheid van de vrucht volgeel van kleur.
                       Aan de zonzijde heeft de schil vaak een mooi rood gestreept of gevlekt blosje Kelk:             normaal, in matige diepe kelkholte
Steel:             normaal, vrij diep ingeplant
Vruchtvlees:   lichtgeel, bros en los, vrij sappig, maar later wat droger,
                      het heeft een erg fijne, zoet-zuurachtige smaak met een zeer fijn en typisch,
                      maar prima aroma
Klokhuis:        matig groot, goed bezet met zaden
Gebruikstijd:   oktober-november

 

Informatie over de notarisappel:

Stichting Behoud en Bevordering Fruitcultuur, Postbus 83, 6980 AB Doesburg